e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lijnzaadpap lijnzaadmeelsoep: lēzǝsmɛ̄ǝlsop (Horst), lijzemeeldrank: lēzǝmɛ̄ǝldrāŋk (Horst) De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59] I-5
lijsterbes lijsterkral: -  liesterkrallen (Horst) lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)] III-4-3
likken lekken: lèkke (Horst) likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)] III-2-3
limonade limonade: liemenaade (Horst) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] III-2-3
lindeblad lindeblad: lindenblaad (Horst) lindeblad [SGV (1914)] III-4-3
liniaal perkenhoutje: pērkenhø͂ͅltje (Horst) liniaal [SGV (1914)] III-3-1
linksvoor linksbinnen: linksbinnen (Horst), linksbuiten: linksbuiten (Horst) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
linnen, linnengoed lijnen: linǝ (Horst) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7
lip lip: lip (Horst), lup (Horst, ... ), lŭp (Horst) lip [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1
lis (alg.) lis: lis (Horst, ... ) Duitse lis (iris germanica). De bloemen zijn blauw, alle 6 de bloemdekslippen zijn ongeveer even lang, de binnenste met een dichte rij gele haren (lits, lis, liesel, waterlelie, kaars). [N 92 (1982)] || Gele lis (iris pseudacorus). Een 40 tot 120 cm grote plant met een zeer dikke, kruipende wortelstok; de bladeren zijn zwaardvormig; de bloemen hebben 6 gele bloemdekbladeren, de 3 buitenste groot, bruin gestreept, de 3 binnenste klein, rechtopstaand, 3 me [N 92 (1982)] III-4-3