30964 |
naaispaan |
naaispaan:
nęjspon (L246p Horst)
|
Houten klem bestaande uit een lang been en een met een scharnier daarop gezet kort been. De zadelmaker houdt de spaan zittend tussen zijn knieën en klemt de stukken leer ertussen (Linssen 1967, pag. 76). Zie afb. 69. [N 36, 32]
II-10
|
28711 |
naaister |
naaister:
nɛjstǝr (L246p Horst)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|
28856 |
naaizijde |
zij(de):
zi-j (L246p Horst)
|
Zijden naaigaren dat oorspronkelijk vervaardigd werd van zuiver zijde. Meestal werkt men nu met zijde die gemaakt is van afvalzijde met katoen (Papenhuyzen III, pag. 12). [N 59, 7a; N 59, 7c; N 62, 57]
II-7
|
18184 |
naakt |
naaks:
naaks (L246p Horst),
neks (L246p Horst)
|
naakt [SGV (1914)] || zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naald:
nalt (L246p Horst),
nǫlt (L246p Horst)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
na de kērk (L246p Horst)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|
17848 |
naar huis gaan |
naar huis gaan:
na hoes gô (L246p Horst)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (L246p Horst),
haar-op:
hār ǫp (L246p Horst)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (L246p Horst),
hot-op:
hǫt ǫp (L246p Horst)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachbrààke (L246p Horst)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|