e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op hol slaan op de klater gaan: ǫp dǝ klātǝr gǭn (Horst), op hol slaan: ǫp hǫl slǭn (Horst) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9
op stelten lopen op stelten lopen: ŏŏpstelte loeəpe (Horst) stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2
opbergen opbergen: oopbergə (Horst) opbergen [DC 38 (1964)] III-1-2
opbrengst opbrengst: opbrings (Horst) dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)] III-3-1
opdoeken opdoeken: opdōkǝ (Horst) Een doek onder de korf steken. De uiteinden van de doek worden met pinnetjes of oognagels vastgezet aan de korfwand. Hierdoor verhindert men het wegvliegen van de bijen tijdens het reizen. [N 63, 104a; JG 2b-5, add.; monogr.] II-6
openbare verkoop veiling: veiling (Horst) een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)] III-3-1
openbroek met linten boks: bòks (Horst) vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)] III-1-3
opgezette zak opgestikte tas: opgestikte tes (Horst) een opgezette zak (opgezette zak of tes, stölpzak) [N 59 (1973)] III-1-3
ophanger ophanger: ophanger (Horst), ophaŋǝr (Horst) het lusje waarmee men de jas kan ophangen [N 59 (1973)] || Het lusje waarmee men de jas kan ophangen. [N 59, 125; Gi 1.IV, 37] II-7, III-1-3
ophitsen ophitsen: ophitse (Horst) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4