e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pet met opstaand bovenstuk klak: klak (Horst), zijden kips: WNT: kips (I), vrouwenhoed of mans- of jongenspet.  zieje kieps (Horst) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen kips: WNT: kips (I), (vrouwen)hoed of (mans- of jongens)pet.  kieps (Horst), WNT: kips (I), (vrouwen)hoed, of (mans- of jongens)pet.  kieps (Horst, ... ) Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
peulerwten peulen: peul (Horst) De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] I-7
peulvruchten afhalen bonen pezen: boeəne pêze (Horst, ... ) boonen afhalen [SGV (1914)] III-2-3
peuzelen peuzelen: peuzələ (Horst) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
pezen pezen: pē̜zǝ (Horst), pɛ̄zǝ (Horst) [N 28, 63; Veldeke 15, 22; monogr.] II-1
pezen blootleggen pezen losmaken: pēzǝ losmākǝ (Horst) Men maakt een snede achter de achillespees, waardoor deze bloot komt te liggen. Door het door de snede ontstane gat steekt men meestal een balkje, vaak voorzien van inkepingen. waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen schuiven. Zo wordt voorkomen dat het dier "dichtklapt". [N 28, 62; monogr.] II-1
pezerik pezerik: pēzǝrǝk (Horst) De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.] II-1
piekeren prakkiseren: prakkezere (Horst) over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] III-1-4
pijn pijn: pin (Horst), wee: wieə (Horst) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND] III-1-2