e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijpenkrul pijpenlok: pīēpelok (Horst) spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)] III-1-1
pikeren piekeren: pikǝrǝ (Horst) Naaien met de ø̄pikeersteek Iø̄ en/of de ø̄pikeersteek IIø̄. ø̄Pikeersteek Iø̄ dient voor het binnenwerk, om watten en plastrons op het paardehaar of kameelhaar te bevestigen. Deze steek wordt hoofdzakelijk gebruikt om meer stevigheid te geven aan de vulling. ø̄Pikeersteek IIø̄ wordt op dezelfde wijze gelegd als ø̄pikeersteek Iø̄, maar verschilt er in zoverre van dat ø̄pikeersteek Iø̄ doorgestoken mag worden en aan de andere kant zichtbaar mag zijn, terwijl ø̄pikeersteek IIø̄ tot in de helft van de stofdikte gestoken moet worden. Deze steek wordt gebruikt bij het bewerken van revers en kragen (Papenhuyzen III, pag. 15). Zie afb. 33. [N 59, 62; N 59, 61; N 59, 60] II-7
pimpelmees blauwmannetje: blauwmenke (Horst, ... ), pimpelmees: pimpelmees (Horst) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)] III-4-1
pinhamer pinhamer: penhāmǝr (Horst  [(ook gebruikt bij het zo dun en scherp mogelijk maken van het uiteinde van een koperen plaat)]  ) In het algemeen een hamer waarvan de kop aan één kant of aan twee kanten in een punt eindigt. Zie ook afb. 153. De hamer wordt gebruikt om metaal tot een rand of boord uit te slaan en, volgens de invuller uit L 321, bij het vervaardigen van dekseltjes en ellebogen voor de kachelpijpen van stoofkachels. Zie voor het tweede lid van het woordtype pinzet (Q 116) ook RhWb viii, kol. 92 s.v. ɛsetzenɛ, ...durch Hämmern den Geräten die gewünschte Form geben, sie krumm biegen, in der Sprache der Schmiede".' [N 33, 58; N 33, 59; N 33, 66; N 33, 67; N 33, 68; N 64, 39i-j; N 66, 6i-j; N 66, 6l; monogr.] II-11
pinksteren pinksten: Pinkste (Horst) Pinksteren [SGV (1914)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) pikstokken: pikstök (Horst) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pissebed houtzeug: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  holtzeug (Horst), holtzoog (Horst), kelderzeug: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kelderzoog (Horst) pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kêr (Horst), pit: pit (Horst), steen: stēīn (Horst) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)] I-7
pit, kern van fruit kern: kɛ̄r (Horst) [RND 10] I-7
plaats maken plaats maken: plaatsmakə (Horst) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4