e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruisen (van de wind) ruisen: ruuse (Horst) het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)] III-4-4
ruisen van bladeren ruizelen: rūūzele (Horst) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
ruiten in het kaartspel ruiten: rōēten as (Horst) Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
rund beest: bīǝst (Horst), rind: rent (Horst) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: hōrsel (Horst) horzel [SGV (1914)] III-4-2
rups rups: roeps (Horst, ... ) rups [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rusten rusten: röste (Horst) rusten [SGV (1914)] III-1-2
rustperiode in de winter winterzit: wentǝrzet (Horst) Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b] II-6
ruw, hard hard: hard (Horst), ruw: rauw (Horst), roow (Horst) ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig ruw: roow (Horst) ruw [SGV (1914)] III-4-4