e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrikkeljaar schrikkeljaar: schrikkeljoar (Horst) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schrikken schrikken: schrikkə (Horst), verschieten: verschete (Horst), verschrikken: verschrikke (Horst) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schroeien schroeien: sxrøͅi̯ə (Horst) schroeien [SGV (1914)] III-2-1
schrokken schrokken: schrōōkke (Horst), slokken: slōēke (Horst) schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schuchter bleu: bleu (Horst), bluuj (Horst), verlegen: verlaege (Horst) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)] III-1-4
schudden met de riek met de riek schokkelen: met ˲dǝ rik sxokǝlǝ (Horst) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schuifgrendel schoude: schaaj (Horst), schaij (Horst), schuif: schoe:f (Horst) schuifgrendel [N 07 (1961)] III-2-1
schuimen schuimen: schūūme (Horst) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4
schuimspaan schuimspaan: schuumspoan (Horst) schuimspaan [SGV (1914)] III-2-1
schuldig (zijn) schuldig (zijn): schuldig (Horst) schuldig [SGV (1914)] III-3-1