e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traag traag: troag (Horst, ... ) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)] III-1-4
traag praten zemelen: zemele (Horst) traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1
trage vrouw sara: cf. Schuermans p. 566 s.v. "sara"kwade, dulle vrouw  sara (Horst) een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)] III-1-4
trakteren trakteren (<lat.): trakteere (Horst) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranende ogen leepogen: leepoge (Horst), soepogen: soepoge (Horst) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trap trap: en smaal trap (Horst) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trapleer trapleertje: traplierkə (Horst) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1
trapleuning leun: lø̄n (Horst) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
trapnaaimachine trapnaaimachine: trapnē̜jmašīn (Horst) Naaimachine die men door trapbewegingen van de voet in beweging zet. [N 59, 17b] II-7
trappelende bewegingen maken trampelen: trampǝlǝ (Horst) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9