e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aswoensdag asgoensdag: asgonzdag (Horst) Aschwoensdag [SGV (1914)] III-3-3
atelier werkplaats: werkplaats (Horst) de ruimte, ingericht om er te werken met gereedschappen en/of machines [atelier, werkplaats] [N 89 (1982)] III-3-1
augurk komkommer: kŏmkŏmmer (Horst) Een soort van kleine komkommer die vaak in azijn wordt ingemaakt; een augurk (canichon, augurk). [N 82 (1981)] I-7
averechts, achterstevoren krangs: kràngs (Horst) niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondmaal avondeten: aovendaeten (Horst), aovendééte (Horst), aoventaete (Horst), aoventaeten (Horst), 19 uur  aovundaete (Horst) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] III-2-3
azijn edik: ek (Horst), éék (Horst) azijn [DC 35 (1963)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3
baaien onderrok baaien rok: baaie rok (Horst), baajjerok (Horst) onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)] III-1-3
baalschort baalscholk: baalscholk (Horst, ... ) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3
baantje glijden op het ijs slooien: sluije (Horst), slui‧je (Horst), slöje (Horst), slöjen (Horst), oe klinkt hetzelfde als eerste element ui in ABN maar wel langer en is stijgend  sloejen (Horst) Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || glijden [SGV (1914)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)] III-3-2
baard baard: baard (Horst, ... ), bāārd (Horst), bārt (Horst) baard [DC 01 (1931)] || De hoeveelheid bijen die vlak voor het zwermen rond het vlieggat ligt. [N 63, 30b] II-6, III-1-1