22897 |
aswoensdag |
asgoensdag:
asgonzdag (L246p Horst)
|
Aschwoensdag [SGV (1914)]
III-3-3
|
21904 |
atelier |
werkplaats:
werkplaats (L246p Horst)
|
de ruimte, ingericht om er te werken met gereedschappen en/of machines [atelier, werkplaats] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33499 |
augurk |
komkommer:
kŏmkŏmmer (L246p Horst)
|
Een soort van kleine komkommer die vaak in azijn wordt ingemaakt; een augurk (canichon, augurk). [N 82 (1981)]
I-7
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
krangs:
kràngs (L246p Horst)
|
niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aovendaeten (L246p Horst),
aovendééte (L246p Horst),
aoventaete (L246p Horst),
aoventaeten (L246p Horst),
19 uur
aovundaete (L246p Horst)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
edik:
ek (L246p Horst),
éék (L246p Horst)
|
azijn [DC 35 (1963)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18321 |
baaien onderrok |
baaien rok:
baaie rok (L246p Horst),
baajjerok (L246p Horst)
|
onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18282 |
baalschort |
baalscholk:
baalscholk (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
slooien:
sluije (L246p Horst),
slui‧je (L246p Horst),
slöje (L246p Horst),
slöjen (L246p Horst),
oe klinkt hetzelfde als eerste element ui in ABN maar wel langer en is stijgend
sloejen (L246p Horst)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || glijden [SGV (1914)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)]
III-3-2
|
17584 |
baard |
baard:
baard (L246p Horst, ...
L246p Horst),
bāārd (L246p Horst),
bārt (L246p Horst)
|
baard [DC 01 (1931)] || De hoeveelheid bijen die vlak voor het zwermen rond het vlieggat ligt. [N 63, 30b]
II-6, III-1-1
|