33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
elęgǝ (L246p Horst)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enspanǝ (L246p Horst),
spannen:
spanǝ (L246p Horst),
voorspannen:
vørspanǝ (L246p Horst)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
34658 |
instapgreep |
handvat:
(mv)
hant˲vatǝn (L246p Horst)
|
Elk van de ijzeren greep naast de deur van het rijtuig, die het instappen vergemakkelijken. [N 101, 19]
I-13
|
28638 |
invoederen |
invoeren:
envōrǝ (L246p Horst)
|
Het voeren van de bijen met suiker, suikerwater of voederhoning, voordat de winter begint. [N 63, 110a; monogr.]
II-6
|
28634 |
inwinteren |
inwinteren:
enwentǝrǝ (L246p Horst)
|
Het gereedmaken van de bijen door de imker voor de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele volk. Meestal brengt de imker de bijen over naar een korf waarvan de raten in hetzelfde jaar zijn opgewerkt. Hij voorziet ze van voedsel en probeert ze tegen de ergste kou te beschermen. Met een rolletje stro omwonden met wilgebast, een plankje of schuifje sluit de imker het vlieggat af. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat het het beste is de bijen in de wintertijd zoveel mogelijk met rust te laten. Zelf zorgen ze voor de vereiste temperatuur in de woning tijdens de winterperiode. In deze periode vertragen de functies van de bijen, maar er is geen sprake van een echte winterslaap. [N 63, 107a; N 63, 107b; N 63, 108a; N 63, 108b, Ge 37, 190; monogr.]
II-6
|
29034 |
inzepen |
zeep aan smeren:
ziǝp a smē̜rǝ (L246p Horst)
|
Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186]
II-7
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zālte (L246p Horst)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
28611 |
jaagkorf |
jaagkorf:
jāxkø̜rf (L246p Horst)
|
Wijde, platte korf of gewone korf die met de opening naar beneden op de opening van een andere korf wordt gezet. Het vlieggat ontbreekt. Omdat men de korf gebruikt bij het jagen, noemt men die in dit geval jaagkorf. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 87d; monogr.]
II-6
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaormért (L246p Horst)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18566 |
jacquetpak |
pak met slippenjas:
pak met sluppe jas (L246p Horst)
|
het jacquet-costuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|