28619 |
koud zetten |
koud zetten:
kalt zętǝ (L246p Horst)
|
Een volk dat te groot is, zet men op een plaats waar eerst geen korf stond. Hierdoor wil men het laten afvliegen, d.w.z. de vliegbijen laten weggaan. [N 63, 94a]
II-6
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
duister (weer):
duuster wèr (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
donker [~ weer] [SGV (1914)] || weer [donker ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
28465 |
koude bouw |
koude bouw:
kaldǝ bǫw (L246p Horst)
|
Manier van raten bouwen waarbij de raten met de smalle kant naar het vlieggat zijn gekeerd, dwars op het vlieggat. De term koude bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17b; N 63, 17c]
II-6
|
25109 |
koude noordenwind, bijs |
koude wind:
enne kalde weend (L246p Horst)
|
koude [een ~ wind] [SGV (1914)]
III-4-4
|
18339 |
kous met knoopjes |
slobkous:
slobkouse (L246p Horst),
slôpkouse (L246p Horst)
|
kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18195 |
kous: algemeen |
hoos:
hoas (L246p Horst),
hōs (L246p Horst),
n kousen]:
lange haos (L246p Horst),
lange hoaze (L246p Horst)
|
Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
bindel:
bengel (L246p Horst, ...
L246p Horst),
bèngel (L246p Horst),
hozenbindel:
haozenbingel (L246p Horst),
kousenbindel:
kousebengel (L246p Horst),
kousebèngel (L246p Horst),
kousenbéngel (L246p Horst)
|
kousenband [N 07 (1961)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kǫu̯.tǝr (L246p Horst)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
19231 |
kouwe drukte |
koude drukte:
kalde drökte (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29061 |
kraagpunt |
haak:
hǭk (L246p Horst)
|
Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b]
II-7
|