24366 |
kwabaal en puitaal |
kwabaal:
kwaboal (L246p Horst)
|
puitaal (kwabaal) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
kwaken (L246p Horst)
|
Het geluid dat de koninginnen maken net vóór ze uit de cel komen. Waarschijnlijk luistert de jonge, nog niet uitgelopen moer, of zij antwoord van een mogelijke mededingster krijgt op dit gekwaak. Als dit niet het geval is, kan ze de moercel verlaten. [N 63, 32a; N 63, 33a; Ge 37, 43]
II-6
|
28516 |
kwaker |
kwaker:
kwaker (L246p Horst)
|
Koningin die vlak vóór het uit de cel komen een dof, kwakend geluid laat horen. [N 63, 32b; N 63, 32a; N 63, 33b]
II-6
|
21693 |
kwanselen |
koetelen:
koetele (L246p Horst),
sjacheren:
sjachere (L246p Horst)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (L246p Horst),
[alleen verkortingsboogje boven de 2e a ]
kwaartel (L246p Horst)
|
kwartel [SGV (1914)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwaartje (L246p Horst)
|
kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|
24880 |
kweek |
puinen:
pø̜i̯nǝ (L246p Horst),
-
puinen (L246p Horst)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)]
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kwee:
kweĕj (L246p Horst),
kwej (L246p Horst),
kwēəj (L246p Horst),
kwij (L246p Horst)
|
kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)]
I-7
|
21344 |
kwellen |
pesten:
peste (L246p Horst),
plagen:
plaoge (L246p Horst)
|
lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21788 |
kwelling/pesterij |
temptatie (<fr.):
temptatie (L246p Horst)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|