e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beet, hap hap: hàp (Horst) hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)] III-2-3
bef front: froont (Horst) een bef [N 59 (1973)] III-1-3
begeerlijk verleidelijk: verlëjdelik (Horst) de begeerte opwekkend, verlokkend [gewild, begeerlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
begeren begeren: begere (Horst) sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)] III-1-4
begerig begerig: begerrig (Horst) begeerig [SGV (1914)] III-1-4
beginvoor, -voren aanwerk: áwę̄rǝk (Horst) Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b] I-1
begrafenis begrafenis: begraffenis (Horst), begrèffenis (Horst) begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)] III-2-2
begraven begraven: begrave (Horst) een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)] III-2-2
begrijpen benul hebben: benul hebbe van (Horst), kennen: kinne (Horst), snappen: snappe (Horst) een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4
begrip, besef begrip: begrip (Horst), belul: belūl (Horst) besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] III-1-4