e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasbank snijbankje: snējbɛŋkskǝ (Horst) Bankje, tafeltje of houten blok waarop de ene klomp van een paar in wording, model staat voor de andere. De linker- en de rechterklomp van een paar moeten elkaars spiegelbeeld zijn. [N 97, 12; A 29a, 3] II-12
paskoord gimp: gēmp (Horst) Met katoen omspannen metaaldraad die ter versterking van het knoopsgat strak en vlak langs de snede van het knoopsgat wordt vastgenaaid. Zie afb. 1. [N 59, 8] II-7
paskoordnaald gimpnaald: gēmpnalt (Horst) Tijdens het bevestigen van het paskoord rondom het te maken knoopsgat gebruikt men de paskoordnaald om het paskoord aan te hechten en strak en vlak langs de snede van het knoopsgat te spannen (Papenhuyzen III, pag. 17). De paskoordnaald is 6 √† 8 cm lang en loopt naar het oog wat dik toe. Het oog is flink groot, omdat het paskoord erdoorheen moet (idem, pag. 12). Zie afb. 10. [N 59, 12] II-7
paspop buste: byst (Horst) Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33] II-7
passen passen: passe (Horst), pāsǝ (Horst) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] II-7, III-1-3
passpiegel spiegel: spēgǝl (Horst) Grote spiegel waarin men zich helemaal kan zien, ten voeten uit. [N 59, 34] II-7
pastoor pastoor (<lat.): pəstuər (Horst) pastoor [RND] III-3-3
pastorie pastorie: i-klank  pasterij (Horst) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
patates frites friet: friet (Horst), frieten: frite (Horst), patat friet: pətat friet (Horst) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] III-2-3
pater pater (lat.): patər (Horst) pater [RND] III-3-3