23307 |
priestersteek met ronde luifel |
steek:
steek (L246p Horst)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prizə (L246p Horst)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
22356 |
priktol |
tol:
tōl (L246p Horst)
|
tol (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
18927 |
proberen |
proberen:
prəberə (L246p Horst),
uitproberen:
oëtprebere (L246p Horst)
|
een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] || proberen: Als hij kans ziet zal hij - je te bedriegen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
23243 |
processie |
processie (<lat.):
persɛ̄sie (L246p Horst)
|
processie [SGV (1914)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
preuve (L246p Horst, ...
L246p Horst,
L246p Horst,
L246p Horst)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profitere (L246p Horst)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
pronken:
proonke (L246p Horst),
prònke (L246p Horst)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
proosten:
proostə (L246p Horst)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21698 |
prop |
prop:
pròp (L246p Horst)
|
een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)]
III-3-1
|