28447 |
raat |
raat:
roǝt (L246p Horst),
rǭt (L246p Horst)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
raoje (L246p Horst),
raoj‧e (L246p Horst),
roaje (L246p Horst),
rôajen (L246p Horst)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
18167 |
rafel |
dreumel:
Dit is tevens de bijnaam van de inwoners van Horst (weefindustrie van vroeger).
dreumel (L246p Horst)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
rafele (L246p Horst),
rieffele (L246p Horst),
riffelen:
rifǝlǝ (L246p Horst)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
spenəjēͅgər (L246p Horst)
|
raagbol [SGV (1914)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
hans:
hĕns (L246p Horst),
rammel:
remmel (L246p Horst),
rĕmməl (L246p Horst)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (L246p Horst)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20083 |
randjesbloem |
muurbloem:
muurbloem (L246p Horst)
|
Randjesbloem (arabis alpina/caucasica). De bloemen zijn groot en room-wit, ongeveer 15 mm groot (de kroonbladeren wijd uitgespreid), en zij groeien in dichte trossen; onder aan de hoofdstengels zitten ook korte zijstengels zonder bloemen, ze zijn ondiep i [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24626 |
rank |
rank:
rank (L246p Horst),
reng (mv.):
reng (L246p Horst)
|
ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
reng (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
[SGV (1914)]
I-7
|