24229 |
ransuil |
ransuiltje:
ransuul, ransuulke (L246p Horst)
|
uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
gaarstig spek (L246p Horst),
ongelig:
òngəlig (L246p Horst)
|
garstig spek [..] [SGV (1914)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāpǝ (L246p Horst)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
raspel:
rāspel (L246p Horst)
|
rasp [SGV (1914)]
III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspelen:
raspele (L246p Horst, ...
L246p Horst),
rāspele (L246p Horst)
|
raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
28600 |
raten inkorten |
terugsnijden:
tǝrøxsnējǝ (L246p Horst)
|
Het opsnoeien van de raten door de imker bij korfteelt. Een drietal keren op verschillende tijden in het jaar moet dit korten van de raten gebeuren om het volk te beteugelen en het zwermen te verhinderen. [N 63, 80a]
II-6
|
20529 |
rauw |
groen:
greun (L246p Horst),
rauw:
rauw (L246p Horst)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18868 |
razen en tieren |
tekeergaan:
tekiër gaon (L246p Horst)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
giftig:
giftig (L246p Horst),
razend:
raozend (L246p Horst)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|