24230 |
restant vogels |
jonge spreeuwen:
jonge sproane (L246p Horst),
kuifeend:
kuifeend (43 zwart-wit duikeendje met hangkuifje; broedt hier nu ook
koeêfèènd (L246p Horst),
pestvogel:
pèsvoogel (L246p Horst),
slobeend:
slobeend (51 groene kop; witte nek; bruine borst; brede platte bek
slobèènd (L246p Horst),
tafeleend:
tafeleend (46 grijs; met bruine kop; zwarte borst; alleen op trek en s winters
taofelèènd (L246p Horst),
toppereend:
toppereend (48 zwart-witte duikeend zonder kuif; broedt hier niet
topperèènd (L246p Horst),
vliegen:
vleege (L246p Horst)
|
jong van de spreeuw [DC 06 (1938)] || kuifeend [N 09 (1961)] || pestvogel || slobeend [N 09 (1961)] || tafeleend [N 09 (1961)] || toppereend [N 09 (1961)] || vliegen [SGV (1914)]
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (L246p Horst),
dās (L246p Horst),
dēs (L246p Horst),
wild:
wīld (L246p Horst)
|
das [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || wild [SGV (1914)]
III-4-2
|
25438 |
reuzel |
vlies:
vlēs (L246p Horst)
|
Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.]
II-1
|
18265 |
revers |
revers:
rǝvē̜rs (L246p Horst),
revers (fr.):
revears (L246p Horst)
|
de omslag van de kraag op de borst (revers?) [N 59 (1973)] || De omslag van de kraag op de borst. [N 59, 124; N 62, 31d; MW]
II-7, III-1-3
|
17655 |
rib |
rib:
rub (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
rib [SGV (1914)] || rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25015 |
ribbel |
ribbel:
ribbel (L246p Horst)
|
een smalle, langwerpige verhoging aan een voorwerp [ribbel, ril, reef, rif] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29929 |
richten |
richten:
rextǝ (L246p Horst)
|
Het hoogste punt bereiken bij een in aanbouw zijnde woning. Er wordt dan een versierde tak, kleine boom of vlag op de nok van het bouwwerk geplaatst. De eigenaar tracteert de arbeiders op drank of, volgens de invullers uit L 216, L 386 en Q 95, op geld. Zie ook het lemma 'pannenbier'. [monogr.; N 88, 184 add.; div.]
II-9
|
33212 |
riek om te rooien |
patattenschoep:
patatǝsxōp (L246p Horst)
|
Speciale aardappelriek om mee te rooien, waarvan de benaming afwijkt van die van de algemene riek. Doorgaans heeft de rooiriek minder tanden dan de algemene riek die dient om aardappels te scheppen en te verplaatsen. Drie of vier tanden is normaal. Zie de toelichting bij het lemma Aardappelriek, Algemeen. Bij het type mesthaak, mestgaffel is uitdrukkelijk opgegeven dat het stuk gereedschap met deze naam voor het rooien van aardappelen wordt gebruikt. In L 360 merkt de zegsman op dat men om te rooien een riek gebruikt met platte tanden, zonder bolletjes; en om te scheppen een riek met ronde tanden met bolletjes. [N 12, 36; N 18, 23 en 26b; JG 2c; A 28, 3; monogr.; add. uit N 18, 58 en 60]
I-5
|
32583 |
riek, mestriek |
riek:
rēk (L246p Horst
[(vier)]
),
stalriek:
sta.lrēk (L246p Horst
[(vier)]
)
|
Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.]
I-1
|
24512 |
riet |
riet:
reet (L246p Horst)
|
riet [SGV (1914)]
III-4-3
|