20846 |
rozijn |
pruimpje:
pruumke (L246p Horst)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
rug (L246p Horst, ...
L246p Horst),
ruk (L246p Horst),
rŭk (L246p Horst)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
33198 |
rug, aangeaard stuk |
wal:
wal (L246p Horst)
|
De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.]
I-5
|
29078 |
rugband |
band:
bānt (L246p Horst)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|
17640 |
ruggengraat |
ruggengraat:
ruggegraat (L246p Horst)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (L246p Horst)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
29076 |
rugsplit |
split:
splet (L246p Horst)
|
De split in het verlengde van de rugnaad van een colbert. [N 59, 90b]
II-7
|
21936 |
ruien |
ruizelen:
ruzelen (L246p Horst)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-4-1
|
32578 |
ruige mest |
ruw mest:
rou̯ [mest] (L246p Horst),
verse stalmest:
vǭ ̝rsǝ [stalmest] (L246p Horst)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L246p Horst)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|