e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schurft schurft: schörf (Horst) schurft [SGV (1914)] III-1-2
schurk, smeerlap deugniet: dēūgneet (Horst), schoft: schŏŏft (Horst), vlegel: vlaegel (Horst) een persoon die allerlei streken uithaalt met kwade bedoelingen [prul, smeerlap, rakker, deugniet, beest, schobberd, schavuit] [N 85 (1981)] || schavuit [SGV (1914)] III-1-4
schutter schutter: schutter (Horst), schötər (Horst) schutter [RND], [SGV (1914)] III-3-2
schutters schutters: schutters (Horst) schutters (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
schuur schuur: sxø̄r (Horst) Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c] I-6
schuurtje schuurtje: sxūrkə (Horst) schuurtje [DC 35 (1963)] III-2-1
selderij selderie: selderie (Horst) Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
sering nagelbloem: nagelbloom (Horst, ... ) [SGV (1914)]sering [SGV (1914)] I-7, III-4-3
sigarenpijpje sigarenpijpje: sigarepĭĕpke (Horst) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3
sijs sijsje: sijs(je) (Horst) sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1