18917 |
traag |
traag:
troag (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)]
III-1-4
|
21818 |
traag praten |
zemelen:
zemele (L246p Horst)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19363 |
trage vrouw |
sara:
cf. Schuermans p. 566 s.v. "sara"kwade, dulle vrouw
sara (L246p Horst)
|
een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21384 |
trakteren |
trakteren (<lat.):
trakteere (L246p Horst)
|
trakteeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
17731 |
tranende ogen |
leepogen:
leepoge (L246p Horst),
soepogen:
soepoge (L246p Horst)
|
oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19378 |
trap |
trap:
en smaal trap (L246p Horst)
|
trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19710 |
trapleer |
trapleertje:
traplierkə (L246p Horst)
|
trapleer [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
19809 |
trapleuning |
leun:
lø̄n (L246p Horst)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
28892 |
trapnaaimachine |
trapnaaimachine:
trapnē̜jmašīn (L246p Horst)
|
Naaimachine die men door trapbewegingen van de voet in beweging zet. [N 59, 17b]
II-7
|
33852 |
trappelende bewegingen maken |
trampelen:
trampǝlǝ (L246p Horst)
|
Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71]
I-9
|