18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verstøke (L246p Horst),
verstøkt (L246p Horst)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
28666 |
versuikeren |
versokkeren:
vǝrsokǝrǝ (L246p Horst)
|
Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.]
II-6
|
32577 |
verteerde mest |
korte stalmest:
kǫrtǝ [stalmest] (L246p Horst),
oud mest:
ālt [mest] (L246p Horst),
oud vet mest:
ālt ˲vęt mest (L246p Horst),
uitgedroogde mest:
ūt˲gǝdrȳǝgdǝ mest (L246p Horst),
verbrand mest:
vǝrbrānt [mest] (L246p Horst)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
28523 |
vervliegen |
vervliegen:
vǝrvlēgǝ (L246p Horst)
|
In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b]
II-6
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stokə (L246p Horst)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24497 |
verwelken |
verslakkeren:
verslakkere (L246p Horst)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
verslakkerd:
verslakkerd (L246p Horst)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
verwend blaag:
verwinden blààg (L246p Horst)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28650 |
verzegelde honing |
verzegelde honing:
vǝrzēgǝldǝ honeŋ (L246p Horst)
|
Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.]
II-6
|
28479 |
verzegelen |
verzegelen:
vǝrzēgǝlǝ (L246p Horst)
|
Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71]
II-6
|