e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zemelen zemelen: zēmǝlǝ (Horst) De bij het malen van graan afgescheiden en fijngemaakte hulzen van de korrels, die na het zeven als grofste afval overblijven. In Q 99* kent men zowel zemelen als klijen. De laatstgenoemde term wordt gebruikt voor de velletjes in het zeefsel. Zie ook het lemma ɛzemelenɛ in wld II.1, pag. 83. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling op het genoemde lemma in wld II.1.' [S 45; N O, 38d; N O, 38e; JG 1a; JG 1b; JG 2c; Vds 250; Jan 141; Coe 219; Grof 249; monogr.] II-3
zenuw zenuw: zenuw (Horst) zenuw [zeen] [N 10 (1961)] III-1-1
zetel op de landrol stoel: stōl (Horst), zit: zet (Horst) De meestal schotelvormige, ijzeren zitting die met een of meer staven op het raam van de ijzeren landrol is aangebracht. Zie afb. 82. [N 11A, 185e; monogr.] I-2
zetklos spie/spij: spij (Horst) Elk van de in grootte en vorm verschillende stukken hout, waarmee bij het inzetten de ruimte wordt opgevuld tussen de heulbank en de te heulen klompen. Zie ook afb. 239. Wanneer er een paar klompen in de heulbank wordt ingezet, wordt ook tussen beide klompen een spie geslagen, die binnenspie wordt genoemd. Zie ook het volgende lemma. [A 29a, 6b-c] II-12
zetten zetten: zètte (Horst) zetten [SGV (1914)] III-1-2
zeven zeven: zeevə (Horst) zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)] III-2-1
zeven met de handzeef ziften: zęftǝ (Horst) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zeveren zeveren: zeivere (Horst) zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)] III-1-1
zich bedenken terugkrabbelen: truukkrabbele (Horst) van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)] III-1-4
zich bemoeien met bemoeien: bemooje (Horst) bemoeien [SGV (1914)] III-3-1