33614 |
broeibak |
broeibak:
broeibak (L246p Horst)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
18540 |
broek met split |
boks met een gulp:
bôks me en gullep (L246p Horst)
|
een broek met een slip aan de voorkant [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
books (L246p Horst),
bŏŏks (L246p Horst),
geejloeptokaaltiet mitenāfəzaktəbŏoks (L246p Horst),
heej heel zien books ŏop mit enə lerə reem (L246p Horst)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
28728 |
broekenmaker |
boksenmaker:
boǝksǝmākǝr (L246p Horst)
|
Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b]
II-7
|
28902 |
broekenplank |
persplank:
pa ̞rsplāŋk (L246p Horst)
|
De broekenplank is de strijkplank die bij het openpersen van de broeksnaden in de broekspijp gestoken wordt. Deze plank heeft volgens de informant van L 416 de lengte van de broekspijp. De informanten van Q 17, Q 165 en Q 198 noemen zowel de plank waarmee zij de broekspijpen persen als de plank waarmee zij de mouwnaden persen mouw(e)plank(je) of mouwenhout. Zie ook de lemmata ɛpersplankɛ en ɛmouwplankɛ. Zie afb. 15.' [N 59, 19c]
II-7
|
24913 |
broekland, moeras |
ven:
Opm. v.d. invuller: dit zeggen ze van een moerassige streek.
vĕn (L246p Horst)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
bôksepiepe (L246p Horst)
|
de pijpen van de broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
riem:
heej heel zien books ŏop mit enə lerə reem (L246p Horst)
|
Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
vottentasje:
votteteske (L246p Horst)
|
de achterzak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
zijtas:
ziettes (L246p Horst)
|
de broekzak opzij [N 59 (1973)]
III-1-3
|