e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeibak broeibak: broeibak (Horst) [SGV (1914)] I-7
broek met split boks met een gulp: bôks me en gullep (Horst) een broek met een slip aan de voorkant [N 59 (1973)] III-1-3
broek: algemeen boks: books (Horst), bŏŏks (Horst), geejloeptokaaltiet mitenāfəzaktəbŏoks (Horst), heej heel zien books ŏop mit enə lerə reem (Horst) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broekenmaker boksenmaker: boǝksǝmākǝr (Horst) Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b] II-7
broekenplank persplank: pa ̞rsplāŋk (Horst) De broekenplank is de strijkplank die bij het openpersen van de broeksnaden in de broekspijp gestoken wordt. Deze plank heeft volgens de informant van L 416 de lengte van de broekspijp. De informanten van Q 17, Q 165 en Q 198 noemen zowel de plank waarmee zij de broekspijpen persen als de plank waarmee zij de mouwnaden persen mouw(e)plank(je) of mouwenhout. Zie ook de lemmata ɛpersplankɛ en ɛmouwplankɛ. Zie afb. 15.' [N 59, 19c] II-7
broekland, moeras ven: Opm. v.d. invuller: dit zeggen ze van een moerassige streek.  vĕn (Horst) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp boksenpijp: bôksepiepe (Horst) de pijpen van de broek [N 59 (1973)] III-1-3
broeksriem riem: heej heel zien books ŏop mit enə lerə reem (Horst) Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekzak achter vottentasje: votteteske (Horst) de achterzak [N 59 (1973)] III-1-3
broekzak opzij zijtas: ziettes (Horst) de broekzak opzij [N 59 (1973)] III-1-3