22885 |
buitenspeler add. |
linksbinnen:
linksbinnen (L246p Horst)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18523 |
buitenzak op een jas |
zijtas:
ziejtes (L246p Horst)
|
de buitenzak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
24135 |
buizerd |
buizerd:
buizerd (L246p Horst),
buizert (L246p Horst)
|
buizerd || buizerd (54 grote, plompe, slome vogel; brede vleugels en korte staart; vaak op paaltjes in weilanden; vaak te zien; broedt zeldzaam in bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
25220 |
bulderen van de storm |
bulderen:
böldere (L246p Horst)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28499 |
bultbroed |
bultbroed:
bøltbrōt (L246p Horst)
|
Darrenbroed ontstaan uit eitjes van een leggende werkbij. De cellen worden door de werksters in dit geval voorzien van een zeer hoog gewelfd deksel, vandaar de benaming bultbroed. Bultbroed kan echter ook ontstaan, wanneer een gewone moer onbevrucht is gebleven of door ouderdom of letsel niet langer in staat is bevruchte eieren af te zetten. Deze moer wordt dan ook darrenbroedig. [N 63, 62b; N 63, 27; N 63, 24b]
II-6
|
21118 |
bundel groenten |
bos:
bŏĕs (L246p Horst)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25058 |
bundel, bussel |
bos:
boes (L246p Horst, ...
L246p Horst),
bussel:
bŏĕsel (L246p Horst)
|
bundel [SGV (1914)] || een aantal bij elkaar staande voorwerpen [trobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
bunder [SGV (1914)] || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24459 |
bunzing |
ulk:
ilk (L246p Horst, ...
L246p Horst),
illik (L246p Horst),
illuk (L246p Horst)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)]
III-4-2
|
32828 |
burries van de landrol |
bomen:
bȳǝm (L246p Horst),
burries:
bø̜ris (L246p Horst)
|
De beide bomen aan het raam van de ijzeren rol, waartussen het paard wordt ingespannen. [JG 1a; N 11A, 185d; monogr.]
I-2
|