24537 |
dennenwortel |
poest:
pōēs (L246p Horst)
|
De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19167 |
deugniet |
deugniet:
deugneet (L246p Horst),
duuəgneet (L246p Horst),
vlegel:
vlègel (L246p Horst)
|
deugniet [DC 11 (1942)], [SGV (1914)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18291 |
deuk in een hoed |
dumpel:
dö:mpel (L246p Horst)
|
deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19684 |
deur |
deur:
deur (L246p Horst),
dør (L246p Horst)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]deur [SGV (1914)]
II-9, III-2-1
|
28552 |
dichtmaken van de woning |
dichtplakken:
dextplɛkǝ (L246p Horst)
|
Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142]
II-6
|
21310 |
dief |
dief:
deef (L246p Horst)
|
dief [SGV (1914)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
dienblad:
dēnblāt (L246p Horst)
|
dienblad [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
dinst (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (L246p Horst)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
24300 |
dier, beest |
dier:
deer (L246p Horst)
|
dier [SGV (1914)]
III-4-2
|