33701 |
droge plekken in moeras |
donk:
doŋk (L246p Horst)
|
Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9]
I-8
|
20507 |
dronkaard |
buizer:
buizer (L246p Horst),
zuiplap:
zōēplàp (L246p Horst)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
een stuk in de laars:
en stuk in de laarsj (L246p Horst),
een stuk in zijn reet:
en stuk in ziene reet (L246p Horst),
zat:
zaat (L246p Horst)
|
dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
hem om hebben:
m um hebbe (L246p Horst)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
25128 |
droog weer |
droog:
druug (L246p Horst),
drûuch (L246p Horst)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
afdrooghanddoek:
afdruughànddook (L246p Horst)
|
Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
20554 |
drop |
suikerpek:
sukərpēͅk (L246p Horst),
sòəkərpéék (L246p Horst)
|
drop [Weijnen BN 01 (1938)] || drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
suikerpekwater:
sòəkəpéékwater (L246p Horst)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
enne nate zomer (L246p Horst, ...
L246p Horst),
naat (L246p Horst),
nāāt (L246p Horst)
|
nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)]
III-4-4
|
25131 |
druipen van de regen |
druipen:
hēēj droop van den rêgen (L246p Horst, ...
L246p Horst),
druppen:
drupe (L246p Horst),
hēēj drŭŭpt van den rêgen (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|