e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tand tand: tant (Houthalen) een tand [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
tand, tanden tand(en): ta.nt (Houthalen  [(mv tā.n)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden tanden (mv.): lang taan (Houthalen) lange tanden [ZND 07 (1924)] III-1-1
tanden poetsen tanden wassen: wassen (Houthalen) Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)] III-1-3
tandenborstel tandenborstel: taanborstel (Houthalen) Een tandenborstel [N 114 (2002)] III-1-3
tandenstoker tandenstoker: tandestoker (Houthalen) Een tandenstoker. Een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden zijn blijven zitten [tandenstoker, kloker, koter] [N 114 (2002)] III-1-3
tandjes knippen tanden pitsen: tān petsǝ (Houthalen) De tanden van de pasgeboren biggen afknippen. [N 76, 42] I-12
tandpasta tandzeep: tandziep (Houthalen) Tandpasta [N 114 (2002)] III-1-3
tandpijn tandpijn: tantpeͅjn (Houthalen) ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
tandvlees tandvlees: tantflīs (Houthalen), tantvlis (Houthalen), tāntflis (Houthalen) hoe noemt men het tandvlees ? [ZND 49 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1