e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweejarige duif tweejaarse: twie of drij joarse (Houthalen) een duif van 2 of 3 jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
tweeling tweeling: tvēleŋ (Houthalen) tweeling [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
tweesteense muur (een) twee stenen: twī stīn (Houthalen) Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.] II-9
twijg wis: wes (Houthalen) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
ui, ajuin jaan: joan (Houthalen), jōͅ.n (Houthalen), "Lillo" in de nabijheid van Houthalen  jaon (Houthalen), joun: juon (Houthalen), juoͅən (Houthalen), juin: juin (Houthalen) ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2a (1963)], [Goossens 2b (1963)] || een ajuin [ZND B2 (1940sq)] I-7
uier uier: ø̄ǝr (Houthalen), ø̜̄.r (Houthalen, ... ) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12
uil uil: nən øjl (Houthalen) uil [ZND A2 (1940sq)] III-4-1
uit (voetbal) buiten: boutə (Houthalen) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uit de as gezeefde kolen houtskool: houtskool (Houthalen), kooltjes: keulkens (Houthalen) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
uit de rij zetten laten afvliegen: lǫtǝ āf˲vlēgǝ (Houthalen), vooruitzetten: vørǭt˲zętǝ (Houthalen) De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.] II-6