e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uit de tegengestelde richting dan die van de losplaats aankomen van achter: kumt van achter (Houthalen) Hoe zegt men: uit een richting tegengesteld aan die van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
uit de voor schieten uitvliegen: ǭ.t˲vlī.gǝ (Houthalen) Als men bij het ploegen op een hard voorwerp (b.v. een steen) stoot, of als men met name bij een voetploeg de staart niet vast of niet goed recht houdt, kan de ploeg uit de voor schieten: het ploeglichaam belandt dan in de vorige voor. [JG 1a;N 11A, 124b] I-1
uit een andere richting dan die van de losplaats aankomen van achter: kumt van achter (Houthalen), van bezijden: kumt van bezije (Houthalen) Hoe zegt men: uit een andere richting dan die van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
uit een schuine richting t.o.v. die van de losplaats aankomen bezijden: bezije (Houthalen) Hoe zegt men: uit een richting schuin ten opzichte van die van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
uiteenploegen openslaan: ōpǝslūǝn (Houthalen), uiteenvaren: ǭtī.vǭ.rǝ (Houthalen) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgaanskleren goede kleren: gooi klier (Houthalen) Uitgaanskleren. De kleren die men draagt als men uitgaat. [N 114 (2002)] III-1-3
uitgedroogd uitgedroogd: oǝtgǝdrȳgd (Houthalen) Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c] II-1
uitgegraven dennenwortel post: pǫst (Houthalen) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgesleten, gezegd van de naafbus uitgelopen: ǭ.t˲gǝlūpǝ (Houthalen) Door de wrijving van lunsschijf en achterschijf tegen de uiteinden van de naafbus, krijgt deze na langdurig gebruik te veel speling in de richting van de as en gaat het wiel waggelen. Men zegt dan dat de naafbus is uitgesleten. Zie ook de lemmata ɛlunsschijfɛ en ɛachterschijfɛ in wld II.11, pag. 135. Het slingeren van het karwiel als gevolg van een uitgesleten naafbus noemde men in Sint-Truiden (P 176): karslag (kē̜rslax).' [JG, 1a] II-12
uitgieten uitgieten: ouwt giëte (Houthalen), ouətgītə (Houthalen) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4