23719 |
weesgegroetkralen |
grote korentjes:
groete keurkes (L414p Houthalen)
|
De Weesgegroet-kralen (53 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21247 |
weg |
weg:
nə wīəx, twi wiəx (L414p Houthalen),
wiəg (L414p Houthalen),
wiəx (L414p Houthalen)
|
een weg [ZND A1 (1940sq)] || een weg, twee wegen [ZND A2 (1940sq)] || weg [RND]
III-3-1
|
17907 |
weggrissen |
grappen:
gappen ???
grappe (L414p Houthalen)
|
Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien, klauwen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17979 |
wegkwijnen |
slabakken:
slabakken (L414p Houthalen)
|
(Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke ((weg)kwijnen, (weg)kwelen, afteren, aflopen, achteruit gaan). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21159 |
wegwijzer |
handwijzer:
hantweͅjzər (L414p Houthalen)
|
een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33663 |
wei |
kaaswei:
kiǝswē (L414p Houthalen),
kēǝswē. (L414p Houthalen),
kęi̯swē (L414p Houthalen),
wei:
wē (L414p Houthalen)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
32809 |
weiland bewerken met de kettingeg |
slepen:
[slepen] (L414p Houthalen)
|
De onderstaande termen veronderstellen "de wei" als object. Sommige ervan kunnen wel-licht ook absoluut gebruikt worden; zij bete-kenen dan "werken met de kettingeg" zonder meer, wat men niet alleen in de wei, maar ook op het veld kan doen. Voor ''eggen'' + ''eggen'' en ''slepen'' zie men de desbetreffende lemmata. [JG 1a; N 11A, 172f; div.]
I-2
|
21960 |
weinig voederen |
op rantsoen:
op rantsoen (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: weinig voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17844 |
wekken |
wakker maken:
wakər mākən (L414p Houthalen)
|
wekken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
24530 |
welig groeiend |
gelk:
gelek (L414p Houthalen),
slaan (omschr.):
slaot (L414p Houthalen),
wassen (omschr.):
wasse (L414p Houthalen)
|
In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)]
III-4-3
|