e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weesgegroetkralen grote korentjes: groete keurkes (Houthalen) De Weesgegroet-kralen (53 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3
weg weg: nə wīəx, twi wiəx (Houthalen), wiəg (Houthalen), wiəx (Houthalen) een weg [ZND A1 (1940sq)] || een weg, twee wegen [ZND A2 (1940sq)] || weg [RND] III-3-1
weggrissen grappen: gappen ???  grappe (Houthalen) Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien, klauwen) [N 108 (2001)] III-1-2
wegkwijnen slabakken: slabakken (Houthalen) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke ((weg)kwijnen, (weg)kwelen, afteren, aflopen, achteruit gaan). [N 107 (2001)] III-1-2
wegwijzer handwijzer: hantweͅjzər (Houthalen) een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)] III-3-1
wei kaaswei: kiǝswē (Houthalen), kēǝswē. (Houthalen), kęi̯swē (Houthalen), wei: (Houthalen) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weiland bewerken met de kettingeg slepen: [slepen] (Houthalen) De onderstaande termen veronderstellen "de wei" als object. Sommige ervan kunnen wel-licht ook absoluut gebruikt worden; zij bete-kenen dan "werken met de kettingeg" zonder meer, wat men niet alleen in de wei, maar ook op het veld kan doen. Voor ''eggen'' + ''eggen'' en ''slepen'' zie men de desbetreffende lemmata. [JG 1a; N 11A, 172f; div.] I-2
weinig voederen op rantsoen: op rantsoen (Houthalen) Hoe heet verder in Uw dialect: weinig voederen? [N 93 (1983)] III-3-2
wekken wakker maken: wakər mākən (Houthalen) wekken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
welig groeiend gelk: gelek (Houthalen), slaan (omschr.): slaot (Houthalen), wassen (omschr.): wasse (Houthalen) In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] III-4-3