18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
i pāar schoen (L414p Houthalen)
|
een paar schoenen [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslōǝ.n (L414p Houthalen)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
17876 |
een pak slaag krijgen |
strepen krijgen:
striep (L414p Houthalen)
|
hij zal strepen krijgen (een pak slaag) [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
21935 |
een pen verliezen |
een pen houwen:
’n pen gehoot (L414p Houthalen)
|
Hoe zegt men: af en toe een pluim of pen verliezen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22809 |
een portret laten maken |
zich laten trekken:
zich laten trekken (L414p Houthalen)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
riek (mest):
rek (L414p Houthalen)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
23699 |
een rozenhoedje bidden |
rozenhoedje beden:
roezenhuke bieeje (L414p Houthalen)
|
Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30789 |
een ruit plaatsen |
(de/een) ruit inzetten:
roat˱ enzętǝ (L414p Houthalen)
|
Een ruit in de sponning plaatsen en met behulp van kleine spijkertjes, glaspennen en stopverf vastzetten. [N 67, 90c; monogr.]
II-9
|
18077 |
een verkoudheid hebben |
een kou gepakt hebben:
ich hem n kaa gepakt op mijn borst (L414p Houthalen),
een verkoudheid opgedaan hebben:
ech həp ən vərkāthət opjəduōͅwn (L414p Houthalen)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
33877 |
een veulen werpen |
veulenen:
vø̄.lǝnǝ (L414p Houthalen)
|
Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52]
I-9
|