23819 |
feestdag van sint-blasius |
blasius:
blaosius (L414p Houthalen)
|
3 februari, H. Blasius, de patroon tegen keelpijn en keelziekten . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23832 |
feestdag van sint-jan |
sint-jan:
sint jan (L414p Houthalen)
|
24 juni, St. Jan de Doper, Sint Jansdag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23275 |
feestdag van sint-maarten |
sint-maarten:
sent marten (L414p Houthalen),
st maarten (L414p Houthalen)
|
11 november, H. Martinus, St. Maarten, St. Marten, St. Marte. [N 96C (1989)] || Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
31492 |
felsen |
krempen:
kręmpǝ (L414p Houthalen)
|
De randen van dunne metalen platen en voorwerpen omvouwen en aandrukken met het doel ze aan elkaar te bevestigen. Bij het felsen met een felshamer gaat men als volgt te werk. Het te bewerken voorwerp wordt eerst zodanig tegen een rechthoekige ijzeren staaf geplaatst, dat de om te buigen rand daar buiten uit steekt. Dan wordt deze rand met behulp van een (houten) hamer haaks om de staaf neergeklopt. Hetzelfde geschiedt met de rand van de plaat of het voorwerp dat aan het eerste moet worden vastgemaakt. Vervolgens haakt men de beide stukken met hun omgebogen randen in elkaar en klopt met behulp van de hamer de beide randen samen plat. Op deze wijze ontstaat een felsnaad die eventueel vervolgens nog gesoldeerd kan worden. Er bestaan ook machines die deze bewerkingen kunnen uitvoeren. Vgl. het lemma "felsmachine". [N 64, 97, add.; monogr.]
II-11
|
28825 |
feston |
broderie:
brodǝri (L414p Houthalen)
|
Ornament van kant aan kleding, gordijnen enz. [N 62, 81a]
II-7
|
21127 |
fiets |
velo:
iene vulo (L414p Houthalen),
nə vilō (L414p Houthalen),
vulo (L414p Houthalen)
|
Fiets. [ZND 35 (1941)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)]
III-3-1
|
21138 |
fietsen |
velo rijden:
ps. omgespeld volgens Frings!
vyloreͅi̯ə (L414p Houthalen)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21259 |
fietser |
man per velo:
twie man per vulo rijën langs dīendāmer door (L414p Houthalen)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
28452 |
fijn broed |
honingraat:
hōneŋroǝt (L414p Houthalen)
|
De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b]
II-6
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fē̜n (L414p Houthalen),
fɛ̄n (L414p Houthalen)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|