e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feestdag van sint-blasius blasius: blaosius (Houthalen) 3 februari, H. Blasius, de patroon tegen keelpijn en keelziekten . [N 96C (1989)] III-3-3
feestdag van sint-jan sint-jan: sint jan (Houthalen) 24 juni, St. Jan de Doper, Sint Jansdag. [N 96C (1989)] III-3-3
feestdag van sint-maarten sint-maarten: sent marten (Houthalen), st maarten (Houthalen) 11 november, H. Martinus, St. Maarten, St. Marten, St. Marte. [N 96C (1989)] || Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-3
felsen krempen: kręmpǝ (Houthalen) De randen van dunne metalen platen en voorwerpen omvouwen en aandrukken met het doel ze aan elkaar te bevestigen. Bij het felsen met een felshamer gaat men als volgt te werk. Het te bewerken voorwerp wordt eerst zodanig tegen een rechthoekige ijzeren staaf geplaatst, dat de om te buigen rand daar buiten uit steekt. Dan wordt deze rand met behulp van een (houten) hamer haaks om de staaf neergeklopt. Hetzelfde geschiedt met de rand van de plaat of het voorwerp dat aan het eerste moet worden vastgemaakt. Vervolgens haakt men de beide stukken met hun omgebogen randen in elkaar en klopt met behulp van de hamer de beide randen samen plat. Op deze wijze ontstaat een felsnaad die eventueel vervolgens nog gesoldeerd kan worden. Er bestaan ook machines die deze bewerkingen kunnen uitvoeren. Vgl. het lemma "felsmachine". [N 64, 97, add.; monogr.] II-11
feston broderie: brodǝri (Houthalen) Ornament van kant aan kleding, gordijnen enz. [N 62, 81a] II-7
fiets velo: iene vulo (Houthalen), nə vilō (Houthalen), vulo (Houthalen) Fiets. [ZND 35 (1941)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fietsen velo rijden: ps. omgespeld volgens Frings!  vyloreͅi̯ə (Houthalen) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fietser man per velo: twie man per vulo rijën langs dīendāmer door (Houthalen) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1
fijn broed honingraat: hōneŋroǝt (Houthalen) De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b] II-6
fijngebouwd fijn: fē̜n (Houthalen), fɛ̄n (Houthalen) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9