e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijnnaaister fijne naaister: fęjn nē̜ǝtstǝr (Houthalen) Naaister die fijn naaiwerk verricht. [N 62, 1c] II-7
fijt fijt: fēͅt (Houthalen), fijt (Houthalen) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
filter in de melkzeef filtreerpapier: filtreerpapier (Houthalen), zijdoek: zęi̯dok (Houthalen) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
flambouw flambouw (<fr.): flam bōō (Houthalen), ən flambi (Houthalen), lantaarn (<fr.): ien latein (Houthalen) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] || Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3
flank flanken: fla.ŋkǝ (Houthalen) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauw flauw: flau (Houthalen), flauwe kost (Houthalen), flouwe (Houthalen), flouə (Houthalen), flets: flets (Houthalen) meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] || niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3
flauwvallen kwalijk vallen: koalek (Houthalen), kwalijk worden: kuoͅlək vejərə (Houthalen) Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
flens bride: brit (Houthalen), flens: fle̜ns (Houthalen) Een soort kraag aan het uiteinde van pijpen of buizen waardoor deze met behulp van bouten gas- en waterdicht aan elkaar bevestigd kunnen worden. Zie ook het lemma ɛflensɛ in WLD deel II.5, pag. 131.' [N 64, 121a; monogr.] II-11
fluim fluim: fløjm (Houthalen) fluim [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
fluimen uitspuwen klarken: klārəkən (Houthalen) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2