e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluisteren fezelen: Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.  fiezelen (Houthalen) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1
fluiten naar de duiven fluiten: fleuten (Houthalen, ... ) Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)] || Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
fluweel, velours velours: fǝlūr (Houthalen) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fokbeer beer: biǝr (Houthalen) Mannelijk varken waarmee men fokt. [N 76, 9; N 19, 7; monogr.] I-12
fokmerrie kweekmerrie: kwē.kmē.ri (Houthalen) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug baggenzoog: bagǝzō.x (Houthalen) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fooi drinkgeld: dreŋkgelt (Houthalen), fooi: na een dienst  fooi (Houthalen) fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1
fortuin maken fortuin maken: hijje zaal fortun maken (Houthalen), zich rijk maken: hiēͅ zal əm rēͅk makə (Houthalen) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1
framboos hennenbeer: heͅnəbēr (Houthalen), "Lillo" in de nabijheid van Houthalen  hinnebere (Houthalen) framboos [ZND 34 (1940)] I-7
franciscaan bruine pater (lat.): bruine poater (Houthalen) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3