e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glansverf lakverf: lak˲vɛrǝf (Houthalen) Verf die na droging een glanzend oppervlak vertoont. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19b; monogr.] II-9
glas snijden snijden: snɛjǝ (Houthalen) Glas op maat snijden met behulp van een glassnijder. Zie ook het lemma 'Glassnijder'. [N 67, 90b] II-9
glas-in-loodraam loodglas: loedglaos (Houthalen) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glasgordijn gordijn: goͅrdeͅi̯n (Houthalen) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] III-2-1
glassnijder glazensnijder: gloazǝsnęjǝr (Houthalen) Instrument waarmee het glas op maat wordt ingeritst. De glassnijder kan zijn samengesteld uit een houten handvat waaraan een diamant is bevestigd, maar er bestaan ook uitvoeringen waarbij het glas met behulp van een stalen wieltje wordt ingeritst. Aan de zijkant van de kop van de glassnijder zijn soms enige inkepingen aangebracht, die corresponderen met de verschillende glasdiktes. Zij worden gebruikt om het glas af te breken. In Q 203 werden deze inkepingen 'de tanden' ('dǝ t'ŋ') genoemd. Zie ook afb. 98. [N 67, 58a; N 67, 58b; monogr.] II-9
glazig glazen: glaze (Houthalen), jləəzə (Houthalen) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] III-2-3
glazuur email: email (Houthalen) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)] III-1-1
glijbaan schuifaf: /  schuifaaaf (Houthalen), schuufaf (Houthalen) / [SND (2006)] || glijbaan [SND (2006)] III-3-2
glijden sleuren: sleuren (Houthalen) slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)] III-1-2
glimworm houtworm: hootwûrm (Houthalen) Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] III-4-2