19456 |
gloed |
warmte:
wørmtə (L414p Houthalen)
|
Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (L414p Houthalen)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23922 |
god de vader |
god de vader:
god de voader (L414p Houthalen)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
catechismus van volharding:
katekiezemûs van volharding (L414p Houthalen)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
godslamp (L414p Houthalen)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
ketterij:
ketterij (L414p Houthalen)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34324 |
goed groeiend varken |
voorloper:
vø̄rlypǝr (L414p Houthalen),
zich goed schikken:
(ene die) zexui̯ sxekt (L414p Houthalen)
|
[N 76, 17; JG 1a]
I-12
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
goed loësteren (L414p Houthalen)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
29029 |
goed passen |
goed passen:
goed passen (L414p Houthalen)
|
Goed zitten of passen, gezegd van een kledingstuk. [N 62, 26a; MW]
II-7
|
21959 |
goed voederen |
doorvoederen:
doorvooiere (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: goed voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|