e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazelnoot hazelnoot: hazelneut (Houthalen), hazenoot: hazeneut (Houthalen), noot: neut (Houthalen) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazenleger pot: pot (Houthalen, ... ) Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] || leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)] || Leger, vaste ligplaats van een haas [N 94 (1983)] III-4-2
hebben hemmen: heͅmən (Houthalen) hebben [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
hechten punten: pøntǝ (Houthalen) Het werkstuk met behulp van soldeersel op enkele punten vastzetten, zodat het niet kan verschuiven. [N 64, 28c] II-11
heen en weer (bewegen) zwalpen: zwaləpə (Houthalen) sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heen en weer draaien draaien: dreën (Houthalen) Heen en weer draaien (drentelen, drimmelen, drispelen, draaien) [N 108 (2001)] III-1-2
heen en weer schuiven wiebelen: wiebele (Houthalen) Heen en weer schuiven (wiebelen, wiemelen, sjroevelen, winaauwen) [N 108 (2001)] III-1-2
heer heer: i.ər (Houthalen) heer [RND] III-3-1
hees, schor hees: hies (Houthalen, ... ), his (Houthalen), his zēn (Houthalen) hees [ZND A2 (1940sq)] || hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heg, haag haag: hāx (Houthalen) Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)] III-2-1