e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hie aordt nouë ze vaor (Houthalen) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen gijgen: geͅjgən (Houthalen), kuimen: kɛi̯mǝ (Houthalen) [JG 1a, 1b](naar adem) hijgen [ZND B1 (1940sq)] I-11, III-1-2
hijgen naar adem, reutelen snakken naar adem: Heè snakt nao aoiem (Houthalen) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hik hik: hek (Houthalen) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelblokje perksteen: perkstien (Houthalen) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinkelen: /  hinkelen (Houthalen), perkhinken: perkhinken (Houthalen, ... ), /  perkhinken (Houthalen) / [SND (2006)] || hinkelen [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinken: hinken van pijën (Houthalen), op en bien hinken (Houthalen) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken hinniken: henǝkǝ (Houthalen), ruchelen: rø̜xǝlǝ (Houthalen) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hobbelpaard schokkepaardje: /  schokkepieereke (Houthalen), schommelpaard: /  schommelpeerd (Houthalen) / [SND (2006)] || hobbelpaard [SND (2006)] III-3-2
hoed hoed: hūt (Houthalen) Deze hoed heeft een gele kleur [DC 42B (1967)] III-1-3