21216 |
identiteitskaart |
pas:
ps. omgespeld volgens Frings!
pas (L414p Houthalen)
|
de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
imant vərvēͅtə (L414p Houthalen)
|
iemand verwijten [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
kijven:
moeèr zal kijven (L414p Houthalen)
|
moeder zal kijven ! (in het oosten komt nog een oud woord tagge voor) [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
prijzen:
imənt preͅjzə (L414p Houthalen)
|
iemand prijzen of loven [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
19089 |
iemand uitschelden |
uitschijten:
imant uōͅwətschēͅtə (L414p Houthalen),
verwijten:
imant vərvētə (L414p Houthalen)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
ter lijk bidden:
znd 32, 71;
ter lijkbijën (L414p Houthalen)
|
de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
24635 |
iep |
olm:
olm (L414p Houthalen)
|
De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25081 |
iets onbelangrijks, nietigheid |
prul:
prøl (L414p Houthalen)
|
een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21563 |
ijken |
pinnen:
də gəvechtə penə (L414p Houthalen)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
17995 |
ijlen |
ijlen:
ijlen (L414p Houthalen)
|
Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|