e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijsbaan sleurbaan: sleurbaan (Houthalen) Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)] III-3-2
ijsberen truggelen: trī.gələn (Houthalen) lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)] III-1-2
ijsheiligen ijsheiligen: ijsheilige (Houthalen) 12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)] III-3-3
ijsnagels ijsnagels: ijsnagels (Houthalen) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijskegel: ps. omgespeld volgens Frings.  ēͅskēgəl (Houthalen) ijskegel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijsvogel ijsvogel: ēͅ.s˃vōgəl (Houthalen) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijver ijver: hiēͅə hēt vøͅl ivər (Houthalen) Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: ēͅzəl (Houthalen) ijzel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzelen ijzelen: hət hēͅzəlt (Houthalen, ... ) ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzeren eg ijzeren [eg]: ē̜.zǝrǝ [eg] (Houthalen) De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.] I-2