21181 |
jagen |
afkloppen:
āfklǫpǝ (L414p Houthalen)
|
Kunstmatige manier bij de korfteelt om een zwerm van het moedervolk te scheiden. Wanneer een voorzwerm niet snel genoeg afkomt en wanneer de imker er belang bij heeft dat het volk spoedig gaat zwermen, dan neemt hij zijn toevlucht tot het jagen. Als het darrenbroed achter in de korf bruin is, kunnen de bijen gejaagd worden. De imker zet de moederkorf met de kop op de grond en plaatst er de jaagkorf bovenop, zodat de openingen van beide korven tegen elkaar sluiten. Op de plaats waar de openingen tegen elkaar komen, windt men er een bijdoek om. Met ijzeren krammen hecht men de korven stevig aan elkaar vast. Men gaat nu met beide handen of met soms een stok voor en achter tegen de moederkorf kloppen, onderaan bij de kop van de korf beginnend en geleidelijk aan hoger (Gelens 1963, pag. 22). Af en toe opent men het gesloten vlieggat en blaast er rook in. Als men uit het zoemen der bijen heeft opgemaakt dat zij in de jaagkorf zijn overgelopen, maakt men de korven weer los. De koningin gevolgd door de groep bijen die normaal zou zijn gaan zwermen, zit nu in de jaagkorf. In de moederkorf, waarin geen moer meer zit, moet weer een sterk volk opgroeien door eerst en vooral een nieuwe koningin of moer te vormen. [N 63, 87a; monogr.]
II-6
|
18560 |
jagersjas |
jagersjas:
jagersjas (L414p Houthalen)
|
groene jas met een plooi in de rug [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
kazavek:
kazevek (L414p Houthalen)
|
jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
ook materiaal znd 27, 44
sjaloersch (L414p Houthalen),
zjaloers (L414p Houthalen)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19927 |
janken |
joenkeren:
(? - moelijk leesbaar)
junkere (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
jas [ZND B1 (1940sq)] || Zijn jas is helemaal vaal, op die van mij zitten vale plekken [DC 42B (1967)]
III-1-3
|
20561 |
jenever |
jenever:
jenever (L414p Houthalen)
|
jenever [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
24556 |
jeneverbes |
bekelaar:
biēͅkəliēͅr (L414p Houthalen),
-
beəkeleər (L414p Houthalen),
bie.kəliər (L414p Houthalen),
jeneverbeertje:
-
zəne:vəlbe:rkə (L414p Houthalen)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|
20405 |
jeugd, jongelieden |
jonge mensen:
jong ménsən (L414p Houthalen)
|
jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
j"kən (L414p Houthalen),
Vgl. `j[ks\\l`.
j"kə (L414p Houthalen)
|
jeuken [ZND B1 (1940sq)] || jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|