29988 |
kleine bouwladder |
trapleer:
traplīr (L414p Houthalen)
|
Kleine ladder van ongeveer 1.75 m lengte die voornamelijk wordt gebruikt voor het werk binnenshuis. [N 32, 9b; monogr.]
II-9
|
20723 |
kleine hoeveelheid eten |
prijtje:
prīkə (L414p Houthalen)
|
Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22140 |
kleine mand zonder onderverdelingen |
mand:
wine māān (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een kleine mand zonder onderverdelingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22205 |
kleine vleugeldekveren (37) |
klein dekpennen:
kleenəf1 əf2 dekpenne (L414p Houthalen)
|
kleine dekpennen
III-3-2
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
exeͅmgi klēgelt (L414p Houthalen),
klee(n)geld (L414p Houthalen),
kleegeld (L414p Houthalen)
|
ik heb geen kleingeld [ZND A2 (1940sq)] || kleingeld [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
24450 |
kleinste dier van het nest |
achterlingetje:
achterlingske (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)]
III-4-2
|
31666 |
klemblok, felsapparaat |
klemblok:
klɛmblǫk (L414p Houthalen)
|
Een soort blok dat bestaat uit twee bekken met in ieder daarvan halfronde openingen van verschillende maat, waartussen men pijpen kan vastzetten om daaraan met behulp van een doorn een kraag te kunnen slaan. Daarbij wordt een houten hamer gebruikt. Er bestaan ook uitvoeringen van dit apparaat waarbij de doorn met behulp van een spindel in het uiteinde van de pijp wordt gedraaid. Zie ook de lemmata ɛdoornɛ en ɛflensɛ en afb. 253.' [N 64, 121b]
II-11
|
31329 |
klemhaak, ketelklem |
sergeant:
sǝržant (L414p Houthalen)
|
Hoekige of hoefijzervormige beugel met een draadspindel in het ene been waarmee metaalverbindingen kunnen worden vastgehouden of vastgeklemd. De klemhaak wordt onder meer gebruikt bij klink-, boor- en buigwerk. Zie ook afb. 63. [N 33, 273; N 64, 51a]
II-11
|
23215 |
klepel |
klepel:
de klepel van de klok (L414p Houthalen),
klepel (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23462 |
klepklok |
angelusklok:
angelusklok (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt men deze kleinste klok?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|