e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppelen koppelen: koppele (Houthalen), koppelen (Houthalen) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 115 (2003)] || Wat is de dialectbenaming voor: het bij elkaar zetten van duivers (doffers) en duivinnen? [N 93 (1983)] III-2-2, III-3-2
koppeling hollander: hǫlandǝr, hǫlɛndǝr (Houthalen) Verbindingsstuk voor buizen, bestaande uit twee draadstukken, die met behulp van binnen- of buitendraad op de te verbinden pijpen worden gedraaid en voorzien zijn van twee rechte of conische sluitvakken, die met een wartelmoer tegen elkaar worden getrokken. Zie ook afb. 264. Zie voor het woordtype Hollander ook het lemma ɛbuisverbindingɛ in WLD deel II.5, pag. 131.' [N 64, 117c; N 64, 117e] II-11
koppenlaag kops: kǫps (Houthalen) Laag in hun breedterichting liggende bakstenen. Zie ook afb. 38 en 41. [N 31, 23b; monogr.] II-9
koppenverband kopverband: kǫp˲vǝrbant (Houthalen) Metselverband waarbij alle stenen in een laag met de kop in zicht komen. De steen ligt daarbij op zijn platte kant. Zie ook afb. 38. [N 31, 24b] II-9
koppig ezel: ē.zǝl (Houthalen), koppig: kø̜pex (Houthalen), ook materiaal znd 28, 31  köppig (Houthalen), stenig: stø̄nex (Houthalen) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [ZND 01 (1922)] I-9, III-1-4
kopriem kopriem: kǫprī.m (Houthalen, ... ) Evenals bij de halster is er aan het hoofdstel een kopriem. Bij de halster ligt de kopriem achter de oren van het paard, waar hij bij het hoofdstel vóór de oren over het voorhoofd van het paard loopt. Bij enkele opgaven is het vaak niet uit te maken of het om de vorm kieuwriem of kiefriem gaat. Gekozen werd voor de vorm kief. [JG 1a; N 13, 25] || Leren riempje van de halster dat achter de oren van het paard doorloopt. [JG 1a] I-10
kopspijlen speetstekken: (enk)  spētstɛk (Houthalen) Van onderen spits bijgesneden spijlen. Door de kop van de korf worden op raatafstand een aantal van deze houten spijlen gestoken. Die spijlen worden van onderen spits bijgesneden omdat de bijen bij voorkeur hun ratenbouw aan een scherpe rand schijnen te beginnen. Wanneer de korfboer er dan nog met was een paar stukjes kunstraat of samengeknepen verse darrenraat aan vastlijmt, zijn de bijen meestal wel genegen althans hun eerste raten netjes in de kop in koude bouw te beginnen (De Roever, pag. 150). [N 63, 6a] II-6
kopstuk deksel: de̜ksǝl (Houthalen) Het deksel dat boven op het pomphuis is aangebracht. Soms is aan het deksel een stang bevestigd die scharnierend met de pompzwengel is verbonden. Zie ook afb. 240. In L 423 was het deksel van geelkoper vervaardigd. Aan de onderzijde ervan was een sierband aangebracht. [N 64, 133o; N 66, 49o] II-11
kordeel, hotlijn kordeel: kǝrdil (Houthalen) Riem die of touw dat aan de korte teugel (cf. lemma Loenje) is vastgemaakt en door de voerman in de hand gehouden wordt. Als de voerman aan die lijn trekt, draait het paard naar links (haar), als hij er zachte rukjes aan geeft, draait het paard naar rechts (hot). Meestal wordt de gewenste richting van het paard echter vooral met commando''s aangegeven. [JG 1a, 1b; N 13, 29 en 32] I-10
korenbloem korenbloem: kōrǝblǫm (Houthalen) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] I-5