32239 |
kram voor de steunhouten van het hoogsel |
kram:
kram (L414p Houthalen)
|
Elk van de U-vormige krammen aan de zijkant van de zijwand van een karbak, waarin de steunhouten van het hoogsel gestoken kunnen worden. [JG, 1a]
II-12
|
21340 |
kramer |
kramer:
nə kriēͅəmər (L414p Houthalen)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33896 |
krampig |
krampig:
kręmpex (L414p Houthalen)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|
24045 |
kransen |
sieren:
siere (L414p Houthalen)
|
Een krans van dennegroen maken voor een priesterfeest [krensen]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31339 |
kraspen |
krasnaald:
krasnoalt (L414p Houthalen),
tekenpen:
tīkǝnpɛn (L414p Houthalen),
traceerpen:
trasērpɛn (L414p Houthalen)
|
In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.]
II-11
|
25034 |
krassen |
kretsen:
kreͅtsə (L414p Houthalen)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
ook in ZND 28, 048
kreeft (L414p Houthalen)
|
kreeft [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
18107 |
krentenbaard |
baardziekte:
baardzikte (L414p Houthalen)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
20708 |
krentenbol |
krentenbroodje:
krentəbrykə (L414p Houthalen)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
krintəbrut (L414p Houthalen),
krentenmik:
krentəmek (L414p Houthalen),
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
krintenmik (L414p Houthalen)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentenbrood [ZND 28 (1938)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|