21593 |
leerling |
leergast:
līrgast (L414p Houthalen),
leerling:
ps. omgespeld volgens Frings!
līrleŋ (L414p Houthalen)
|
Aankomend schilder die het schildersvak leert. [N 67, 99a] || de persoon [meestal een kind] dat onderwijs krijgt [leerder, leer] [N 90 (1982)]
II-9, III-3-1
|
22017 |
leervlucht |
lappen (ww.):
lappe (L414p Houthalen),
opleren (ww.):
opliere (L414p Houthalen)
|
Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: een georganiseerde vlucht om jonge duiven te leren [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30861 |
leest |
leest:
list (L414p Houthalen)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
ne luw (L414p Houthalen)
|
Leeuw. [ZND 30 (1939)]
III-3-2
|
20110 |
leeuwenbek |
gaapmuiltje:
-
gaapmeulke (L414p Houthalen)
|
grote leeuwebek [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
17815 |
leggen |
leggen:
leͅ`ən (L414p Houthalen)
|
leggen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
28498 |
leggende werkbij |
eierleggende werkbij:
ērlɛgǝndǝ [werkbij] (L414p Houthalen)
|
Een werkbij die eieren legt. Bij moerloosheid kunnen ook werkbijen optreden als eierenlegster. Maar zij doen dit leggen niet zo goed als de moer. De eieren zijn echter onbevrucht, omdat de werkbij geen darrenzaad heeft ontvangen. Uit de eieren komen alleen darren. Eieren van leggende werkbijen vindt men altijd aan de rand van een cel. Een koningin legt in het midden van de cel. Zie voor de fonetische documentatie van (werkbij) het lemma Werkbij en van (bij) het lemma Bij. [N 63, 62a]
II-6
|
33409 |
legnest |
nest:
nęst (L414p Houthalen)
|
Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25]
I-6
|
21553 |
lei |
lei:
ien leij (L414p Houthalen),
ən lɛj (L414p Houthalen)
|
Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
23465 |
lei(en) |
schalie(s):
schalies (L414p Houthalen)
|
Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|