22750 |
lied, liedje |
liedje:
lieke (L414p Houthalen),
likə (L414p Houthalen)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || liedje [RND]
III-3-2
|
19085 |
liegen |
liegen:
līēgen (L414p Houthalen)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lis (L414p Houthalen),
liest:
list (L414p Houthalen)
|
Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
I-12, III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwbeestje:
ook in ZND 16, 006
lievrowbiesteke (L414p Houthalen),
lievevrouwebeestje:
lievevrouwebeestje (L414p Houthalen),
lievevrouwepulletje:
ook in ZND 16, 006
levroopulleke (L414p Houthalen)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
liggen (L414p Houthalen)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
30144 |
liggende rollaag |
rollaag:
rǫlloax (L414p Houthalen)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.]
II-9
|
18831 |
lijden |
lijden:
leͅjən (L414p Houthalen)
|
lijden [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
20443 |
lijkbaar |
lijkbaar:
lijkbaar (L414p Houthalen)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
znd 1 a-m; znd 30, 25;
lijekbîer (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20254 |
lijkenhuisje |
doodshuisje:
doedshûske (L414p Houthalen)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|