21478 |
liniaal |
regel:
ne regel (L414p Houthalen),
ps. omgespeld volgens Frings!
rēgəl (L414p Houthalen)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
17867 |
links, linkshandig |
links:
lenks (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
links (L414p Houthalen)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)] || Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22888 |
linksachter |
linksback (<eng.):
lenksbak (L414p Houthalen)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse, een -:
ne linksche (L414p Houthalen),
nə lenkse (L414p Houthalen)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksvoor:
lenksv"r (L414p Houthalen)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijwaad:
lęjvǝt (L414p Houthalen),
lijwand:
lē̜vǝrt (L414p Houthalen),
linnen:
lenǝn (L414p Houthalen)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
30160 |
lintvoeg |
strekvoeg:
strek˲[voeg] (L414p Houthalen)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
22052 |
lintwormen |
lintwormen:
lindwûrm (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lintwormen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17617 |
lip |
lip:
luppe (L414p Houthalen),
lyp (L414p Houthalen),
lø.p (L414p Houthalen),
ən løp (L414p Houthalen)
|
een lip [znd A1 (1940sq)] || lip [RND] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lissen (L414p Houthalen),
lësch (L414p Houthalen)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|