31658 |
loodgietersmes |
knijp:
knijp (L414p Houthalen),
mes:
mɛs (L414p Houthalen)
|
Al dan niet inklapbaar mes met gebogen blad dat door de loodgieter wordt gebruikt om er lood mee te snijden. Het heft is doorgaans van hout, volgens Tabak (pag. 122) ook van leer. Zie ook afb. 246. [N 64, 5]
II-11
|
31661 |
loodklopper |
slaghout:
slāxhot (L414p Houthalen)
|
Houten werktuig waarmee men bladlood of zink in de gewenste vorm kan kloppen. Zie ook afb. 249. [N 64, 41b; N 66, 25; monogr.]
II-11
|
30579 |
loodvergiftiging |
loodvergiftiging:
lyt˲vǝrgøftegeŋ (L414p Houthalen)
|
Beroepsziekte die vooral voorkomt bij mensen die veel met lood of loodhoudende stoffen werken. Zie ook het lemma "loodvergiftiging" in Wld II.9, pag. 186. "Een karakteristiek symptoom der loodvergiftiging is blauw worden van het tandvleesch; er vormt zich een blauwige zoom langs de bruin of zwart geworden tanden. Allerlei storingen van het zenuwstelstel zijn bij heviger aanvallen het gevolg; dikwijls treedt de z.g. loodkoliek op, die vooral ʔs nachts zeer pijnlijk is. In allerlei zenuwcentra kunnen verlammingen optreden, vooral in de strekspieren der armen" (Zwiers II, pag. 37). [N 64, 166]
II-11
|
24846 |
loof |
blader:
blaor (L414p Houthalen)
|
De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21596 |
loop van een geweer |
loop:
de loep van ĕ geweer (L414p Houthalen)
|
De loop van een geweer [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
scheut (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] || loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loepen (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
lūə.pən (L414p Houthalen),
lūpǝ (L414p Houthalen)
|
de jongens lopen op stelten (stok met voetplankje) [ZND 07 (1924)] || lopen [ZND 25 (1937)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
22044 |
lopend snot |
nat snot:
noat mot (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen met afscheiding van etter en snot uit bek, neus en ogen (lopend snot)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24674 |
lork |
lariks:
lāārik (L414p Houthalen)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22109 |
losplaats |
losplaats:
losploats (L414p Houthalen)
|
de plaats waar de duiven gelost worden (losplaats, lossingsplaats of dergelijke, dus niet de naam van een stad invullen)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|