24350 |
marter |
fis:
fis (L414p Houthalen),
steenmarter ondergebracht bij marter, alg.
fis (L414p Houthalen),
fluwijn:
fluwijn (L414p Houthalen),
steenmarter:
steenmarter
stienmarter (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || marter, soort [ZND 48 (1954)] || steenmarter [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
mombakkes:
mombakkes (L414p Houthalen),
ə moͅmbàkəs (L414p Houthalen),
muilbakkes:
moalbakkes (L414p Houthalen),
moulbakkes (L414p Houthalen)
|
Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Een masker (vastenavond). [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
20469 |
masturberen |
afspelen:
aafspelen (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
30775 |
matglas |
matglas:
mat˲gloas (L414p Houthalen)
|
Vensterglas dat op mechanische wijze ondoorzichtig is gemaakt. ø̄Vroeger geschiedde dit, door de ruit met amaril te schuren, of door haar te plaatsen in een om een horizontale as draaienden bak met grind, waardoor ze mat gekrast werd. Tegenwoordig wordt hiervoor de zandstraalmachine gebruikt (Zwiers II, pag. 70). [N 67, 89d]
II-9
|
33044 |
mathaak |
zichthaak:
[zicht]hōǝk (L414p Houthalen)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19393 |
matras |
strooizak:
staat niet duidelijk aangegeven waar het antwoord bij hoort (zie ook vraag 34).
strōi̯zak (L414p Houthalen)
|
Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
31489 |
matrijs, holblok |
moule:
mul (L414p Houthalen)
|
Uitgehold blok hout dat dient als ondergrond wanneer met behulp van een hamer een bol of hol vlak in een metalen plaat wordt geklopt. Zie ook afb. 175. Verschillende informanten vermelden ook het gebruik van een loden plaat met één of meer uithollingen voor deze bewerking. De ank was volgens de informant uit L 329 een hardhouten blok in de vorm van een kubus. Elk vlak van deze kubus had een segmentvormige uitholling, steeds met een andere straal. [N 64, 33a; N 66, 5a]
II-11
|
30606 |
matte vernis |
matte vernis:
matǝ fǝrnes (L414p Houthalen)
|
Vernis die mat opdroogt. Matte vernis wordt hoofdzakelijk toegepast op blank hout of de nabootsing daarvan, alsook op decoratief schilderwerk, dat niet glanzend kan worden afgewerkt en door omstandigheden nu en dan schoongemaakt moet worden. Voor buitenwerk is matte vernis niet geschikt. [N 67, 21b]
II-9
|
30603 |
matverf |
matverf:
mat˲[verf] (L414p Houthalen)
|
Verf die na droging een mat oppervlak vertoont. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19f]
II-9
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (L414p Houthalen)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|